Als je een project plant met een grote betekenis voor jezelf, heb je zeker die extra motivatie als het moeilijk wordt. Maar door de daarmee gepaard gaande verwachtingen kan het ook extra zwaar voelen. Dit is precies wat Laurent ervoer toen hij het pad volgde dat zijn familie in de jaren ‘20 van de vorige eeuw had genomen om de dictatuur in Spanje te ontvluchten. Ter ere van de 100ste verjaardag van hun reis, en om hun doorzettingsvermogen te vieren, wilde Laurent precies dezelfde route als zijn grootouders afleggen. Hij noemde het project “La Esperanza” (“De Hoop” in het Spaans), en hij rende in vier dagen van Ayerbe in Spanje, naar Lourdes in Frankrijk. Gelukkig voor ons heeft hij het hele verhaal opgeschreven om ons een uniek inkijkje te geven in deze hele speciale tocht. Enjoy! Stephanie Dietze Editor, Notes from Outside
Catherine
Editor, Notes from Outside
Toen ik opgroeide hoorde ik altijd de verhalen over mijn voorouders die Spanje ontvlucht waren op zoek naar een beter leven. Maar pas toen mijn grootouders overleden waren, besefte ik dat ik er nooit écht naar geluisterd had. Nadat dit besef was doorgedrongen, besloot ik om op een dag zelf de afstand af te leggen tussen Ayerbe in Spanje, waar ze opgroeiden, en Lourdes in Frankrijk, waar ze uiteindelijk neerstreken.
Na jarenlang uitstellen gaf het feit dat het in 2023 precies een eeuw geleden zou zijn dat ze waren geëmigreerd, voor mij de doorslag om eindelijk aan de reis te beginnen. Ik ben gefascineerd door de iconische kracht die plekken kunnen hebben, daarom plande ik om langs alle belangrijke locaties op hun route – en mijn hart – te gaan. Omdat het zo’n persoonlijk project was, en omdat ik veel behoefte aan mentale ruimte had op dat moment, besloot ik om deze trip helemaal alleen te doen. En zo nog een element aan de persoonlijke uitdaging toe te voegen.
Zou het een meerdaagse hardlooptocht worden, of meer een soort speedhiking-trip? Na een maandenlange planning wist ik vlak voor vertrek nog steeds niet hoe ik het moest noemen, of wat me precies te wachten stond.
Mijn eigen onzekerheid werd nog vergroot door de zorgen van mijn ouders. Maar mijn partner Laura, die normaal gesproken een stuk wijzer is dan ik, wees erop dat niemand er langer over nagedacht had dan ik. Elk avontuur begint met de “angstfase”, waar alles eerst chaotisch lijkt, maar beter behapbaar wordt naarmate de details duidelijker worden. En ik kon dus niet verwachten dat anderen de gevaren niet zagen die ik eerst ook zag. Maar wat de plannen en zorgen van anderen ook zijn, op een gegeven moment kom je op het punt dat je gewoon moet gaan.
De start in Ayerbe voelde emotioneel, alsof de tijd er had stilgestaan. Het voetbalveld, het treinstation met de kogelgaten uit de burgeroorlog nog in de muren, en de iconische Cesar Ascaso bakkerij, de leverancier van de regionaal bekende pan de anis, waren allemaal nostalgische herinneringen aan mijn eerdere bezoeken.
Het was augustus, maar tot mijn verbazing was de lucht ‘s ochtends nog koel. IJskoud zelfs. De gedachte dat ik naar en door bekende plekken zou hardlopen hield me gelukkig warm.
De Mallos de Riglos, waar ik meerdere keren met mijn familie heb gewandeld, heeft nog steeds dat magische gevoel. De tijdloze rode kloven en de gieren die boven je hoofd zweven, geven je het gevoel dat je ergens in het zuidwesten van de VS bent. De dorpjes zijn helaas net zo uitgestorven als de landschappen. Aragon is prachtig, maar lijkt ook verlaten. Toch waren er een paar bakkers open waar ik eten kon inslaan.
Doordat ik op de meer technische secties mijn tempo verlaagde, kon ik daar de verbinding met mijn medereizigers opzoeken en levensverhalen uitwisselen. In Santa Cruz de la Serós, mijn gezellige nest voor de eerste nacht, zag een vrouw voor een restaurant dat ik mank liep, en ze riep naar me: “Kom hier, guapo, ik heb wat ijs voor je!” Mijn idee was om er een biertje te drinken, maar ze legde meteen het bestek op een van de tafels, waardoor ik geen andere keuze had dan daar te dineren en met haar te praten.
Ik wist dat mijn familie een tijd rond Jaca had verbleven, waar ze wat familieleden hielpen met hun sandalenfabriek, voordat ze uiteindelijk naar Canfranc verhuisden aan de grens tussen Frankrijk en Spanje. Daar hielpen ze bij de bouw van de historische spoortunnel.
Jaca was mijn volgende bestemming. Ik was van plan om bij de begraafplaats – altijd een goede plek om een kraan met drinkwater te vinden – te stoppen om mijn flessen te vullen. En om te zien wat ik nog meer kon vinden. Ik begon met het bekijken van wat grafstenen en ontdekte er ongeveer een dozijn met mijn achternaam erop. Ik had geen idee wie deze mensen waren, maar met een naam die niet vaak voorkomt, voelde ik een sterk gevoel van verbinding, alsof de echo’s vanuit het verleden naar me riepen. Hadden deze mensen mijn grootouders misschien gekend? Het tastbare gevoel van familiebanden en de vervaagde grenzen tussen heden en verleden gaven me een gedesoriënteerd gevoel.
Met deze nieuwe dosis intrige, vervolgde ik mijn weg naar Canfranc, tevreden dat ik op deze broodkruimels van mijn familiegeschiedenis was gestuit.
Het oude treinstation in Canfranc, ongeveer 50 jaar geleden al verlaten, is compleet gerenoveerd in een trendy hotel en het trekt nu een hip nieuw publiek. Ik besloot om mezelf te verwennen met een overnachting, en hoopte dat een koud bad mijn pijnlijke knie zou helpen. Ik voelde me wel een beetje een outsider toen ik naar binnen liep in mijn zweterige hardloopkleren, zonder bagage. Toen de piccolo voorstelde om mijn trailvest naar de kamer te tillen, weigerde ik vriendelijk en moesten we beiden lachen om de situatie.
Voor het inchecken stopte ik om een foto te nemen van de oude treintunnel, die mijn familie had geholpen te graven.
Pedro, een oud hardloopmaatje van mij die nu in het gebied werkt als dokter en bergreddingswerker, had aangeboden om een paar uur mee te rennen op de derde dag. Dokter, zeg je? Te mooi om waar te zijn. Hij bekeek meteen mijn knie en stelde me gerust. Het was een klassiek geval van tendinitis, maar niet erg genoeg om me te stoppen om mijn tocht af te maken. Het leek erop dat wonen in Nederland en alleen maar rennen op een atletiekbaan geen goede voorbereiding was op de achtbaan van hoogteverschillen op deze route.
Nu ik gerustgesteld was over mijn knie, voelde het zo goed om eindelijk samen met iemand op de trails te zijn en om bij te praten met een vriend. We stopten voor een snack en bewonderden de spectaculaire zonsopgang op de Monte Perdido. Of moet ik zeggen Mont Perdue, aangezien we, où la la, nu in Frankrijk waren aangekomen.
Pedro zou later die dag werken, dus hij moest omkeren. We omhelsden elkaar, zwoeren om niet weer een decennium te laten verstrijken voordat we elkaar weer zouden zien, en namen afscheid.
Nu ik me zelfverzekerde voelde over de hele knie-situatie, stormde ik de vallei in tot ik bij een kabbelende rivier kwam, waar ik stopte om mijn huisgemaakte tortilla de patatas te verorberen, voordat ik zou beginnen aan de langste en steilste klim van het hele avontuur.
Dit is waar de zaken een nieuwe wending namen. Ik zag al snel de bordjes waarop stond aangegeven dat Gourette, mijn bestemming voor die nacht, “nog 6 uur” weg was. Dit klonk een beetje overdreven. Maar toen ik het aan een paar mensen die uit de tegenovergestelde richting kwamen vroeg, bevestigden zij het slechte nieuws. Zij hadden diezelfde afstand eerder die dag afgelegd en ik had nog een lange weg te gaan.
Toen ik de start van de klim naderde, kwam de keiharde waarheid bij me aan – de klim bestond alleen maar uit losse stenen, waar je voor elke stap omhoog ook één terug moet doen. En het zou een enorm vertragende en uitputtende oefening worden. Een ander probleem was dorst. Ik had geen water meer, en ik was ver van een openbare waterbron. Gelukkig was er een rivier in de buurt en had ik wat waterzuiveringstabletten meegenomen voor dit soort noodgevallen. Ik stopte er een half uur om wat uit te rusten voor ik verder zou gaan.
Elke stap voelde als 10 stappen, en elke haarspeldbocht was als een vuistslag in mijn maag, omdat het de afstand die ik nog moest afleggen weer liet zien. Kort gezegd: deze klim kostte me meer dan drie uur, terwijl ik had gedacht dat ik het in maar één uur kon doen.
De deadline om in te checken bij mijn gasthuis kwam gevaarlijk dichtbij, en dat maakte me nerveus. Ik voelde me uitgedroogd en koortsachtig. Dat ik hier niet van genoot, hoef ik je vast niet te zeggen. Ik probeerde me te haasten, maar dat was lastig omdat ik niet mijn enkel of knie wilde verstuiken. Voor de eerste keer in mijn leven moest ik huilen van de vermoeidheid en stress.
Als bij een wonder bereikte ik Gourette en het gasthuis op tijd. Ik ging naar beneden om te eten, en wat ik at is niet echt een topprioriteit om te vertellen, aangezien ik vlak daarna niet zo elegant naar mijn kamer moest gaan om de maaltijd nog een keer langs te zien komen. Dit keer was er geen diagnose van een dokter nodig: ik had een zonnesteek.
Ik kroop in bed met het gevoel dat een kind krijgt als het kattekwaad uithaalt, maar diep van binnen wist ik dat het niet de slimste zet was. Ik gaf mezelf de schuld dat ik die dag te ambitieus was geweest. Het was te lang, "teveel dag voor een dag," zoals ik graag zeg.
Na een paar berichtjes aan Laura, Pedro en wat andere vrienden en mijn familie, kreeg ik zo’n stortvloed aan steunbetuigingen terug dat ik weer wat moed kreeg. Lourdes was nog maar een dag weg, en het was vanaf nu bijna alleen maar heuvelaf. De geplande familiereünie daar bracht licht aan het eind van de tunnel.
Ik besloot om wat later te vertrekken en het rustig aan te doen op de laatste dag. De klim van die dag ervoor had me mentaal op plekken gebracht die ik nooit weer wilde ervaren. Terwijl ik op pad was, gingen alle dingen die in de drie voorgaande dagen waren gebeurd door mijn hoofd. Nu het einde in zicht was, begon ik spijt te krijgen dat ik niet meer tijd had genomen om de herinneringen in me op te nemen of om langer te stoppen op belangrijke plekken. En ik probeerde om meer te genieten van wat er nog over was van de route.
Na een laatste broodnodige stop bij een supermarkt voor een zeer dubieuze lunch – een zakje snoepcolaflesjes en een echt colafles, was ik weer en route.
Ik dacht dat ik niet meer kon rennen, maar de eerste bordjes met Lourdes erop gaven me vleugels. Zoals beloofd, stuurde ik mijn oom 30 minuten voor aankomst een bericht, omdat hij een foto wilde nemen. Toen ik zijn straat op kwam, stond hij daar, voor zijn huis. Het huis waar mijn grootouders woonden, waar hij 85 jaar geleden geboren was en waar hij altijd had gewoond. We moesten allebei meteen huilen, maar deze tranen waren heel anders dan die van de dag ervoor.
Kort daarna nodigde hij me beleefd uit om een douche te nemen. Na 4 dagen in dezelfde kleren, was ik gewend geraakt aan mijn eigen geur, maar ik wil niet weten hoe het voor hem geweest moest zijn.
Later arriveerden mijn neven en nichten, en gingen we in de keuken zitten om de rest van de familie te videobellen – precies op de plek waar decennia aan familiegeschiedenis zich hadden afgespeeld.
Terwijl ik in de bergen was, was mijn oom blijkbaar op het idee gekomen om wat oude fotoalbums af te stoffen die hij normaal niet durfde te openen. “Omdat het onnodige pijn veroorzaakt,” zei hij.
Hij had tientallen foto’s die hij ons wilde laten zien, van mijn grootmoeder, van mijn grootvader, van hen samen, en hij had allemaal verhalen die hij ons wilde vertellen. Over haar, over hem, over hen. Dat ik mijn oom – een stille, excentrieke man – had geïnspireerd om zich open te stellen en deze verhalen te delen, was voor mij bijna een net zo grote prestatie als de loop zelf. Hij vroeg me zelfs naar stukken van de route die hij zelf decennia geleden had gelopen. Zijn herinneringen zijn tegenwoordig een beetje wazig, maar hij herinnerde zich duidelijk zijn avonturen en mompelde dat mijn grootouders enorm trots geweest zouden zijn.
Ik was niet tevreden met al mijn keuzes tijdens deze reis. Maar ik ben blij dat mijn oom een schatkist aan familieverhalen heeft opengemaakt, die anders waarschijnlijk met hem verdwenen zouden zijn.
Ik kan niet wachten om mijn toekomstige kinderen alles hierover te vertellen. Ik hoop dat ze ook op een dag hun eigen “Weg van hoop” zullen doen, en zo nieuwe familieherinneringen maken om op hun beurt weer door te geven.
Tekst en foto's: Laurent Dieste
Laurent loopt als sinds hij jong was hard en ontwikkelde al vroeg een passie voor alle outdoorsporten. Hij komt oorspronkelijk uit Frankrijk, woonde in de Verenigde Staten, werkte een tijd als sportjournalist, en heeft zich nu gevestigd in Nederland. Hier werkt hij op afstand als komoot’s social media manager en kun je hem meestal vinden terwijl hij aan het hardlopen, bikepacken of zijn design skills aan het verbeteren is.